‘Denk mondiaal, bouw lokaal.’ Dit principe lijkt perfect samen te vatten hoe we de energietransitie kunnen vertalen naar een bouwtransitie. De bouwsector is verantwoordelijk voor ongeveer 40 procent van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen. Het ligt voor de hand dat hergebruik en recycling van bouwmaterialen duidelijke strategieën zijn om deze uitstoot te verminderen. België
speelt op dit vlak een pioniersrol, met vernieuwers die van materiaal- tot stadsbeleid nieuwe
manieren zoeken om architectuur een centrale rol te geven in de discussie over energie. De tentoonstelling ‘As Found’ en het gelijknamige boek, beide gecureerd door het VAi, zijn getuigenissen van deze nieuwe bouwcultuur. Toch rijst de vraag of een materiaalgerichte benadering voldoende is om de energie-uitdagingen van vandaag aan te gaan.
Economen wijzen erop dat het hergebruik van gebouwen vaak niet wordt meegenomen in CO₂-balansen, omdat de CO₂-uitstoot van materialen zoals beton al wordt toegekend aan de industrie. Juridische en economische initiatieven voor het behoud in plaats van de sloop van gebouwen zijn complex, vanwege het gebrek aan een wettelijk kader of een basis om te beoordelen. Het Europese burgerinitiatief ‘HouseEurope!’ is zowel veelbelovend als noodzakelijk. Het wil op Europees niveau sloop bemoeilijken en renovatie bevorderen.
Tegelijkertijd benadrukt de energiecrisis onze geopolitieke afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Het Brussels Institute for Geopolitics roept op tot nieuwe energiediplomatie op Europees niveau. In 2022 importeerde de Europese Unie 62,5 procent van haar energie, voornamelijk fossiele brandstoffen – de hoogste afhankelijkheidsgraad sinds 1990. Dit onderstreept de noodzaak om energievraagstukken grensoverschrijdend te benaderen.
Maar wat betekent dit lokaal? En hoe verhoudt zich dat tot het hergebruik van materialen? Meer dan de helft van de verbruikte energie gaat naar koeling en verwarming van gebouwen. Materialen zijn media, ze slaan energie op en dragen deze over door convectie, geleiding en straling. Deze ‘onzichtbare’ eigenschappen kunnen worden gemeten en gesimuleerd, en zouden in de architectuur net zo goed moeten worden overwogen als het CO₂-verbruik van beton.
Het doel van een bouwtransitie kan niet zijn om met lokale, duurzame materialen nog steeds grote loftappartementen te ontwerpen die het hele jaar door gekoeld of verwarmd worden om een gemiddeld klimaat van een comfortabele 22 graden Celcius te verkrijgen. We moeten onze huidige comfortnormen in vraag durven stellen. Architectuurhistoricus Daniel Barber spreekt over ‘Design after Comfort’, wat betekent dat we onze gewoonten moeten veranderen en onszelf als aanpasbare thermische wezens moeten zien. Met andere woorden, we moeten onze moderne wooncultuur heroverwegen in het licht van perioden met energieschaarste. Uiteindelijk staat niets minder op het spel dan het recht van toekomstige generaties op een gezond leefmilieu, erkend door de VN-Mensenrechtenraad in oktober 2021. Hoe we vandaag leven, bepaalt of iedereen ook in de toekomst op deze planeet nog kwaliteitsvol kan leven.
Sinds 1 april 2024 is dr. Dennis Pohl aan de slag als directeur van het Vlaams Architectuurinstituut. Tot 1 juli 2024 zal hij deze functie samen met huidig directeur dr. Sofie De Caigny uitvoeren, daarna neemt hij het roer van haar over. Pohl gaat voltijds aan de slag bij het VAi en beëindigt zijn taken als postdoctoraal onderzoeker bij de groep Design, Data and Society (DDS) aan de TU Delft. In zijn visie als kersvers directeur focust hij op drie domeinen: de collectie activeren, cross-disciplinaire artistieke samenwerking bevorderen en het VAi nog meer verankeren in een internationaal netwerk.
Dr. Dennis Pohl,
directeur van het Vlaams Architectuurinstituut (VAi)