NLFR

Platform over architectuur, interieur- & landschapsarchitectuur
“Het ontbreekt veel architecten aan kennis over gevelmaterialen”
De cleanroom van imec in Leuven (Stéphane Beel Architects).

“Het ontbreekt veel architecten aan kennis over gevelmaterialen”

Dat is een ander paar mouwen. Architecten, bouwheren en aannemers hebben elk hun eigen invloed op de keuze voor een bepaald gevelmateriaal. Bovendien zijn niet alle ontwerpers voldoende op de hoogte van de bestaande mogelijkheden, zo blijkt.

Tekst: Filip Van der Elst    |   Beeld: Eric Bouvier, Luc Roymans, Luca Beel, Wikimedia Commons

In heel wat grotere projecten begint alles bij het lastenboek. Maar hoe moeilijk is het om innovatieve materialen in dat lastenboek te laten opnemen? “Dat hangt af van het type project”, weet Roeland Mondelaers (Kingspan Insulation). “In een project met sociale woningen wordt het allicht moeilijk om een innovatief gevelmateriaal voor te schrijven, maar in prestigieuze projecten staat men daar doorgaans wat meer voor open. Het Herman Teirlinckgebouw in Brussel is daar een prima voorbeeld van.” Dirk Driesmans (Q-BUS Architectenbureau) gaat verder: “Overheden hebben een voorbeeldfunctie op het vlak van energieprestaties en duurzaamheid, waardoor nieuwe materialen die op dat vlak goed scoren meer kansen krijgen.”

“Ik ken weinig bouwheren of schepencolleges die zich moeien met het materiaal dat gebruikt wordt in de gevelschil”, getuigt Hubert Bijnens (AROgroup-architectuur). “Als je het op een goede manier aanbrengt en de voorgestelde oplossing betaalbaar is, zijn er zeker mogelijkheden. Een innovatief product hoeft niet altijd duurder te zijn.”

Het Herman Teirlinckgebouw in Brussel (Neutelings Riedijk Architecten).

Laatste woord voor architect?

Door de band genomen heeft de architect het laatste woord als het op de keuze van gevelmaterialen aankomt. “Soms moet je als architect op je strepen staan”, vindt Peter Cornoedus (PCP Architects). “Als een bepaald materiaal onlosmakelijk verbonden is met dat type gebouw, dan verkleinen de keuzemogelijkheden. Dat is onvermijdelijk.”

Toch is de macht van de architect relatief, zegt Dirk Driesmans (Q-BUS Architectenbureau): “Als de klant niet overtuigd is van de keuze voor een bepaald gevelmateriaal, dan licht ik eerst uitgebreid toe waarom ik dat materiaal voorstel. Maar als de klant er, ondanks goede argumenten, niet voor te vinden is, dan heeft het geen zin om hem op te zadelen met een keuze waar hij niet achter staat.” Bovendien wordt de architect soms ‘overruled’, benadrukt Roeland Mondelaers (Kingspan Insulation): “In de praktijk is het vaak de aannemer die beslist. Hij geeft dan aan een goedkoper alternatief te hebben voor het product dat de architect voorstelt en de projectontwikkelaar heeft daar natuurlijk wel oren naar. Als ontwerper moet je in dat geval lijdzaam toezien hoe het gebouw alsnog een ander jasje krijgt.”

SEVEN in Brussel (ASSAR ARCHITECTS). (Beeld:Eric Bouvier)

Gebrek aan kennis?

Desondanks hebben architecten een grote impact op de keuze van het gevelmateriaal. Maar zijn ze wel voldoende op de hoogte van de evoluties en innovaties in dat domein? De meningen zijn verdeeld. “Vorig jaar heb ik een zeventigtal architecten bezocht met tal van producten, waaronder een dubbelwandige keramische tegel die al jaren bestaat. Heel wat architecten hadden er nog nooit van gehoord”, herinnert Dominique Coenegrachts (CPE) zich.

Volgens Maarten Peeters (Vandersanden Group) loopt het vaak al mis in de beginfase. “In België haalt de aannemer met de goedkoopste offerte de openbare aanbesteding binnen. Hierdoor zijn er verschillende grote klasse 8-aannemers die bijna standaard tot acht procent onder gecalculeerde prijs inschrijven. Vaak gaat dit om projecten van 30 à 40 miljoen euro, waarbij dus al meteen 2 à 3 miljoen euro moet worden gecompenseerd in de loop van het bouwtraject. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat elk artikel uit een bestektekst wordt uitgepluisd met het oog op hiaten en alternatieve mogelijkheden (lees: goedkopere materialen). In Nederland haalt niet de laagste inschrijver de opdracht binnen, maar gebeurt dat op basis van het gemiddelde. Dat is uiteraard een veel gezondere manier.“

Ganda Upkot in Gent (a154 architecten). (Beeld: Luc Roymans Photography)

Kleine versus grote bureaus

Roeland Mondelaers (Kingspan Insulation) merkt een groot verschil tussen kleine en grotere bureaus. “Een zelfstandige architect zonder medewerkers of met slechts één medewerker heeft simpelweg niet de tijd om alles op de voet te volgen. Maar bureaus met zes of meer architecten hebben doorgaans wel een specialist in huis die goed op de hoogte is.”

Het is voor architecten echter niet eenvoudig om altijd met alles mee te zijn. “Er komt heel wat informatie op je af als architect”, zegt Dirk Driesmans (Q-BUS Architectenbureau). “Bij ons worden alle nieuwigheden wekelijks bestudeerd door een medewerker. Ziet hij nieuwe materialen die potentieel interessant zijn, dan bespreken we dat op onze wekelijkse teamvergadering. En eventueel nodigen we de firma in kwestie nadien uit om het product uitgebreider voor te stellen.”

Ook volgens Hubert Bijnens (AROgroup-architectuur) is er bij heel wat architecten sprake van een gebrek aan kennis. “Op events zie ik altijd dezelfde vijftig of zestig architecten, terwijl heel Limburg er in principe negenhonderd telt. Veel architecten laten zich vooral leiden door andere bouwpartners, en dat zie je soms ook wel aan de architectuur in het straatbeeld. Fabrikanten moeten echter beseffen dat ook de vijftig architecten die wel geïnteresseerd zijn niet snel een project zullen uittekenen rond één bepaald materiaal. Het totaalplaatje moet kloppen.”

Opleiding

Het gebrek aan kennis is te wijten aan de opleiding, vindt Peter Cornoedus (PCP Architects). “In architectuuropleidingen wordt nauwelijks over andere materialen dan baksteen gepraat. Men gaat er nog te veel van uit dat aspirant-architecten zichzelf bijscholen. Het zou dan ook niet slecht zijn dat een groepering van fabrikanten zelf naar onderwijsinstellingen stapt om enkele belangrijke, innovatieve producten voor te stellen.”

Een goed voorstel, maar niet eenvoudig te realiseren, meent Caroline Christiaens (Tata Steel): “Wij hebben al een soortgelijk voorstel gedaan aan verschillende professoren. Daar zijn wel enkele eenmalige opleidingen uit voortgevloeid, maar tot een structurele samenwerking heeft dat nog niet geleid.”  


Dit artikel is gebaseerd op een panelgesprek van architectura.be. Volgende personen komen aan het woord:

– Hubert Bijnens (AROgroup-architectuur)

– Dirk Driesmans (Q-BUS Architecten-bureau)

– Peter Cornoedus (PCP Architects)

– Roeland Mondelaers (Kingspan Insulation)

– Dominique Coenegrachts (CPE)

– Maarten Peeters (Vandersanden Group)

– Caroline Christiaens (Tata Steel)

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wij gebruiken cookies. Daarmee analyseren we het gebruik van de website en verbeteren we het gebruiksgemak.

Details