NLFR

Platform over architectuur, interieur- & landschapsarchitectuur
Kennis van duurzaamheidslabels sterk gestegen bij architecten

Kennis van duurzaamheidslabels sterk gestegen bij architecten

Dat blijkt uit een uitgebreide enquête die de voorbije maanden werd afgenomen bij 174 Nederlandstalige architecten. De resultaten tonen aan dat het voor fabrikanten van bouwmaterialen en -producten wel degelijk zinvol is om te investeren in het behalen van labels. 

Het is voor architecten niet altijd evident om te beoordelen of een bepaald materiaal goed scoort op het vlak van duurzaamheid. De technisch-commerciële info die ze van fabrikanten krijgen, geeft geen uitsluitsel, want elk bedrijf claimt dat zijn producten voldoen aan de hoogste kwaliteitseisen en dat ze bijzonder duurzaam zijn. Officieel erkende labels kunnen gelukkig wel soelaas bieden. Om een label te behalen, moeten materialen en producten immers gescreend worden door een onafhankelijke instantie, die nagaat of ze inderdaad beantwoorden aan de minimumvereisten die de instantie heeft vooropgesteld. Anderzijds is het zeker niet zo dat materialen met een kwaliteitslabel per definitie beter en duurzamer zijn dan materialen die niet over dat label beschikken. Voor kleine bedrijven is het financieel en qua ‘workload’ bijvoorbeeld niet altijd haalbaar om veel tijd en geld te investeren in het behalen van een label. Kortom: duurzaamheidslabels geven hoogstens een nuttige indicatie, maar worden in het architectuurwezen wel steeds meer als een noodzakelijke voorwaarde beschouwd. 

Steeds beter ingeburgerd

Redactiebureau Palindroom en architectura.be polsten in het kader van hun enquête omtrent communicatie in de architectuurwereld (zie kader) ook naar het belang en de bekendheid van tien verschillende duurzaamheids-labels: FSC, Cradle to Cradle, het VIBE-label, het NIBE-keurmerk, het PEFC-label, het Europese Eco-label, de LCA-analyse, Nature Plus, het Duitse Blauwe Engel-label en het Eurofins-label. Er is sprake van een globale stijging, al steekt één label er qua bekendheid met kop en schouders boven uit. Het FSC-label (90 %) spint duidelijk garen spint bij de groeiende populariteit van houtskeletbouw en zijn ruime toepassingsmogelijkheden (niet alleen bouwmaterialen, maar ook papier, tuinmeubels, enzovoort). Het PEFC-label maakt dan weer de omgekeerde beweging (van 53 naar 42%), wat de vraag oproept of het nog zin heeft om twee labels met een gelijkaardige benadering in stand te houden.

Op de tweede plaats prijkt het Cradle to Cradle-label (C2C) met een score van 65 %. Dat is maar liefst 20 % beter dan vier jaar geleden. “Die sterke stijging mag niet los gezien worden van de groeiende interesse in circulair bouwen. Steeds vaker wordt bij aanbestedingen ook rekening gehouden met de duurzaamheid van de gebruikte materialen. In dat opzicht kan een C2C-label een belangrijke troef vormen”, stelt Rik Neven, zaakvoerder van Redactiebureau Palindroom en drijvende kracht achter de enquête. Een andere sterke stijger is het VIBE-label (van 41 naar 56 %). Dat is evenmin verwonderlijk, want VIBE heeft de voorbije jaren een belangrijke rol gespeeld in het promoten van duurzaam en circulair bouwen. Ook de Nederlandse tegenhanger, het NIBE-keurmerk, liet een mooie stijging noteren (van 36 naar 48 %). Levenscyclusanalyses (LCA) wonnen eveneens aan bekendheid (van 16 naar 22 %), met dank aan de groeiende populariteit van duurzaam bouwen en handige tools zoals TOTEM, waarmee architecten op relatief eenvoudige wijze de
milieu-impact van gebouwen kunnen meten op basis van LCA’s. 

Bepalend bij materiaalkeuze

Labels kennen is één zaak, maar in hoeverre vormen ze een argument voor architecten om een bepaald materiaal voor te schrijven? Ook daar werd in de enquête naar gepolst. De volgorde van de resultaten komt min of meer overeen met de bekendheid van de labels. Ook nu steekt FSC er met kop en schouders boven uit. Liefst 63 % van de architecten vindt het heel belangrijk dat een product over het FSC-label beschikt. Ook de andere labels halen overigens een goede ‘relevantiescore’. Sterke stijgers zoals C2C en LCA,
niet toevallig twee labels met een uitgesproken link naar circulair bouwen, kunnen hun gestegen bekendheid ook verzilveren via een hogere relevantie bij de materiaalkeuze van de architect. 

Dit alles wijst erop dat het voor fabrikanten wel degelijk zinvol is om te investeren in het behalen van duurzaamheidslabels. Ze doorprikken het risico op ‘greenwashing’ en tonen onomstotelijk aan dat een bepaald materiaal of product ecologisch verantwoord is. Eveneens interessant is dat er qua bekendheid en relevantie van duurzaamheidslabels opvallende verschillen bestaan tussen jongere en oudere architecten, kleinere en grotere bureaus en architecten die hoofdzakelijk focussen op woning- of utiliteitsbouw. Meer details kan u binnenkort raadplegen in een uitgebreide whitepaper, waarin de resultaten van de enquête van naaldje tot draadje worden toegelicht.    

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Wij gebruiken cookies. Daarmee analyseren we het gebruik van de website en verbeteren we het gebruiksgemak.

Details