NOA outdoor living, dat zijn totaaloplossingen en producten van dertig high-end outdoor experts voor een optimale beleving van de buitenomgeving. Al kan comfortabel buitenleven niet zonder aan het ecologische aspect te denken, met duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen voorop. Tijdens het Inspiration & Design Event kwamen dr. ir. Pablo van der Lugt en landschapsarchitect Arne Deruyter langs bij NOA om er de mogelijkheden van biobased bouwen en een gevarieerde groene buitenomgeving onder de aandacht te brengen.
Een duurzame bouwsector, daar zet NOA outdoor living graag zijn schouders onder. Om het doelpubliek grondig te informeren, nodigde het inspiratiecentrum twee sprekers uit die een waardevolle bijdrage konden leveren aan dit onderwerp. Dr. ir. Pablo van der Lugt werkt aan het AMS Instituut van de TU Delft en is gespecialiseerd in houtbouw en in biobased materialen die de circulariteit van gebouwen versterken. “Circulair bouwen is nodig, want de grondstoffen raken op. Die schaarste in combinatie met de klimaatverandering doen een materiaalintensieve industrie zoals de bouw overschakelen naar andere grondstoffen”, zegt hij. Hout is een van die alternatieven. Maar is het duurzaam? En is het veilig? “Het is vooral nodig”, vindt Pablo. “Zo’n 39 procent van de uitstoot wordt veroorzaakt door een stedelijke omgeving. Een derde daarvan is afkomstig van bouwmaterialen. Nochtans kunnen we met hout heel wat CO2 uit de lucht halen. Een houtbouw doet aan fotosynthese en is als een CO2-kluis zolang het blijft bestaan. Dat duidt meteen het belang van circulaire gebouwen.”
Hout was vroeger een onvoorspelbaar materiaal. Door de industriële revolutie kwamen er andere, meer stabiele materialen. “Dat is vandaag achterhaald”, zegt Pablo. “Via CLT worden de zwakheden eruit gehaald. Vervolgens wordt het hout kruiselings verlijmd tot een stabiel paneel dat je via BIM perfect kan integreren in een project. Bovendien is hout vijf keer lichter dan beton. Dat maakt het geschikt voor grote gebouwen, maar je krijgt het materiaal voor één huis vaak op minder vrachtwagens. Er bestaan vandaag fabrieken die volledige prefabwoningen klaarmaken, die je enkel nog moet rechtzetten. Of bedrijven die plug-and-playmodules maken die op de werf in elkaar gezet worden. Dit alles resulteert in een besparing op transport, een sneller bouwproces en een hoger rendement.”
Het hoogste houten gebouw vind je vandaag in Noorwegen: de Mjøstårnet met 86 meter hoogte. Een ander voorbeeld met houtbouw is het Astor project in Geel. Dit is een combinatie met een betonkern, wat tegenwoordig wel vaker gedaan wordt om de consument te laten wennen aan het idee van houtbouw. “Daarnaast is er nog de brandveiligheid die vaak als argument wordt aangehaald om niet voor hout te kiezen. Er wordt dan verwezen naar voorbeelden uit de middeleeuwen, waarbij hele straten in vlammen opgingen. Maar vroeger werd niet zo goed gebouwd. Hout brandt heel voorspelbaar. Je kan dus exact berekenen en overdimensioneren in functie van de brandveiligheid”, zegt Pablo. “Wanneer je de juiste houtsoort kiest, is het ook duurzamer. Het is een mythe dat er niet genoeg bos is. Er wordt minder geoogst dan dat er bijgroeit momenteel, zeker wanneer je inzet op hout uit duurzaam beheerde bossen. Bovendien kan je hout perfect combineren met andere materialen zoals brandnetel, bamboe, stro, olifantengras, … Er is een andere mindset nodig. Circulair bouwen betekent ook circulair ontwerpen en nadenken over wat met een gebouw gebeurt na de levensduur.”
In ons streven naar duurzaamheid en circulariteit mogen we de natuur niet vergeten. Daar roept ook tuinarchitect Arne Deruyter van aAD toe op. “Vandaag snijden we de zones uit die we nodig hebben om te bouwen”, zegt hij. “We moeten evolueren naar een plek waar architectuur gecreëerd wordt in functie van de natuur en wegstappen van de grasvlaktes. Waarom hebben we zoveel voetbalvelden of stenen woestijnen nodig? Het less-is-moreprincipe is niet van toepassing in de natuur. Wel de diversiteit met bos-, planten- en open zones in grote en kleine tuinen. De moeilijkste uitdaging voor mij is kiezen tussen de verschillende planten.”
Met botanische, ecologische en historische vertrekpunten maak je het landschap in je ontwerpen leidend. “Je moet de natuur en bomen beleefbaar maken”, zegt Arne. “Je kan uitsnijdingen creëren in een tuinpad om de wortels van een boom ruimte te geven, maar evengoed een samenhangend groen geheel scheppen met uitsparingen voor gebouwen. Of een parking met doordachte groenaanleg, zodat de zichtlijnen van een gebouw aansluiten op de natuur. Een parking geeft namelijk meteen een eerste indruk.”
Spitten en grond afvoeren vindt de tuinarchitect onnodig als je de planten bewust kiest. Daarvoor hanteert hij het principe ‘verdubbelen door te delen’. “Evenementen, infrastructuur en groen kunnen hand in hand gaan in een straat die ruimte biedt aan al deze functies. Of een wadi hoeft geen saaie gracht te zijn, wel een mooie bloemenpracht. Restruimte bestaat niet, vul die op met bloemen en planten. Sommige plekken mag je niet kapot maken. Je kan ze wel opnieuw invullen in functie van de infrastructuur die nodig is. Ik ben ervan overtuigd dat elk ontwerp groen kan zijn. Maximaliseer het landschap en maak het beeldend.”
Plantkeuzes worden enerzijds beïnvloed door het klimaat. Er is nood aan resistente planten die de droogte en overstromingen aankunnen. Exoten zullen dan ook meer en meer hun intrede doen. “We merken ook dat het plantseizoen veranderd is. We moeten voor de winter planten zodat ze wortelen voor de eerste hittegolf start”, zegt Arne. “Anderzijds moeten we tijdens het ontwerpen en vormgeven van een buitenomgeving het eindresultaat in gedachten houden. Kies voor plantcombinaties die elkaar niet overwoekeren. De mogelijkheden zijn er, maar we moeten er allemaal mee aan de slag. Iedereen is verantwoordelijk voor morgen.”